Totaal aantal pageviews

zondag, december 11, 2016

Ook als je je niet lekker voelt, moet je gewoon boodschappen doen als poor lonesome cowboy. Dus daar stond ik, bij de Albert Heijn in Badhoevecity: Koffie voor morgen, kattenvoer voor nu en nog wat spul. Het was druk, ongemakkelijk druk. Althans, met mijn cortisolniveau is alles van meer dan twee personen al ongemakkelijk druk denk ik, maar hoe dan ook: er stond een flink aantal mensen in verschillende rijen te zuchten en steunen.
Ik besloot heel tactisch achter de moeder met kind te gaan staan, want al eerder -ergens tussen het koffieschap en de zuivel- zag ik dat ze een leuk gezicht had. Zo'n gezicht met wat sproetjes die haar een jonger uiterlijk gaven en ook het idee van sprinkels op je softijsje zeg maar. Op zulke momenten zie ik in elke vrouw de ware, dus in de seconde dat ik ogenschijnlijk nonchalant haar koter begroette met een kindvriendelijk 'hoi', bepaalde mijn fantasie dat ze kort na de geboorte van deze peuter was gescheiden van haar man. De geboorte van Gijs (ik schatte het joch in als een Gijs) deed haar de schellen van de ogen vallen: dit is niet degene met wie ik oud wil worden. In dezelfde seconde van doorgeslagen fantasie raakten we in gesprek bij het inpakken van onze boodschappen, herkenden we de vonk en op de parkeerplaats wisselden we telefoonnummers uit.
Tot zover de fantasie.
De praktijk liep -dat zal je godverdomme net zien- iets anders. Het joch begon tegen me te brabbelen op een manier waar geen touw aan was vast te knopen. Ik besloot hem volwaardig te behandelen en reageerde met antwoorden als 'Ja, ik zag het ook daarnet' en 'Klopt, dat gerucht doet inderdaad de ronde in deze buurt, maar ik geloof het pas als ik het zelf heb gezien'. Toen hij een wijzend gebaar maakte naar de globale omgeving van de kassa naast ons, zei ik 'Ja, hij was het. Ik weet het. Maar wat kun je doen, jongen? Helemaal niets'. Tegen de vrouw achter me zei ik 'Sjesus, wat vind ik dit ongemakkelijk' en ik voelde een zweetdruppel over m'n linker slaap rollen. Ze begon te lachen alsof ze een stoornis had: met korte geit-achtige stoten kwam er een soort huu-huuu-huuuu uit haar gelaat. Mijn god. Tegen de caissière zei ik 'En *dit* vind ik OOK ongemakkelijk. Ze begon te blozen, waarop ik nog harder terug begon te blozen. Het jong bleef intussen doorbrabbelen en kirren, onderwijl z'n blik strak op me gericht.
De moeder met het sproetengezichtje zei 'zit je lekker te kletsen, jongen?' waarop ik reageerde met 'ja, maar hij begon hoor!' en het kalf achter me begon nog harder huu-huuu-huuuuu te roepen.
Ik wil naar huis, zei ik tegen het kassameisje. Ze dacht vast dat ik een grapje maakte, want ook zij begon te lachen. Nee, ik meen het. Ik wil naar mama toe. Nu begon ook het sproetenmoedertje te lachen. Godverdomme, wat doe ik hier?
Als afsluiting liet ik nog een hand met kleingeld op de grond vallen, werd m'n hoofd roder dan die van de kassagriet en gaf het zieke huu-huu-wicht me een knipoog. Sproetenmama was inmiddels verdwenen.
Godverdomme. Ik wil naar huis.

Geen opmerkingen: