Totaal aantal pageviews

vrijdag, december 13, 2013

The hardest part

And the hardest part
Was letting go, not taking part
Was the hardest part

And the strangest thing
Was waiting for that bell to ring
It was the strangest start


I could feel it go down
Bittersweet, I could taste in my mouth
Silver lining the cloud
Oh and I
I wish that I could work it out

And the hardest part
Was letting go, not taking part
You really broke my heart

And I tried to sing
But I couldn't think of anything
And that was the hardest part

I could feel it go down
You left the sweetest taste in my mouth
You're a silver lining the clouds
Oh and I
Oh and I
I wonder what it's all about
I wonder what it's all about

Everything I know is wrong
Everything I do, it just comes undone
And everything is torn apart

Oh and it's the hardest part
That's the hardest part
Yeah that's the hardest part
That's the hardest part

maandag, december 02, 2013

Drie vlinders, een hondje, giraffen, neushoorns en een roodborstje

Wat is er mooier, vrolijker en tegelijk breekbaarder dan een vlinder?
Drie vlinders.
Drie vlinders zijn het mooist.

Het begon op het balkon.Het was nog zomer.
Toen ze weg ging, vergat ik te laten blijken hoe leuk ik haar had gevonden in de paar uur dat we elkaar hadden meegemaakt. We hadden gepraat, gelachen en ik meende zelfs dat we een onhandige poging deden te flirten, daar in de keuken. Achteraf hoorden we dat anderen zagen gebeuren wat er gebeurde. Ik was vooral onder de indruk.

Een week later. Verdwalen in een steeg met bamboe. Klungelige planning dus geen idee waarheen en waarom. De McDonalds. Later bracht ik haar naar haar auto. Ik durfde niet te zoenen. Het was te vroeg, dat snapte ik.
De volgende dag. Het balkon. We zoenden. Er was iets bijzonders, wat al miljoenen keren eerder was gebeurd, alleen lang geleden met mij en lang geleden met haar. En nooit eerder met ons samen.

Daarna, gympen op het strand, de drogist in Zandvoort, wandelen op de luchthaven, begrijpen hoe belangrijk de maan kan zijn.
Schuren, schilderen, kennis maken. Rare mensen. Leuke mensen. Mensen met een mening. Grote mensen uit het verleden en een klein mens uit de toekomst.
Een blauwe ballon, een auto over mijn hoofd.
Verwarring. Drie keer verwarring.

Het begon met drie vallende vlinders in het bos.
Ineens, althans voor mij.
De vlinders lagen tussen de dorre herfstbladeren: roze, paars en blauw lagen ze met lamme vleugels tussen het rood en bruin van het najaar. Geen teken van leven. Paniek. Ah, daar zijn ze weer. Ze vliegen wel, maar anders dan anders.

Wat is er mooier dan drie vlinders?
Niets.
Giraffen en een neushoorn.
Wakker gekust worden door twee monden, beide glimlachend.
De toekomst.

Elkaar aankijken. Voelen. Intens.
Kaarsen. Een scheur. Het verleden als een monster in de nacht.
De vlinders vliegen wel, maar anders dan anders.
Weg van mij. De verkeerde kant op. Kom terug, lieve vlinders. Kom terug, alsjeblieft.....

De drie vlinders zitten op een kwispelend hondje. Come Away with Me, zingt het elfje. Het hondje is sluw, hij wéét dat de vlindertjes betoverd worden door het elfje.
Een wandeling. Vliegtuigen met verlichte staarten vliegen als vlinders langs de maan.
Het is koud maar wij hebben het warm. Stomend warm.

Een kort moment in de meubelzaak. Drie vlinders, drie mensen.
Drie keer een glimlach. Het is koud maar wij hebben het nog steeds warm.
Weer een blauwe ballon, realiseer ik me achteraf.

Het gesprek. De derde keer, voor iedere vlinder één keer praten.
Het gaat niet, dat zie jij toch ook wel, hondje? Zeggen de vlinders.
Het is geen vraag, maar een constatering. Het hondje voelt dat de vlinders, zoals zo vaak, gelijk hebben. Het was, net als die avond dat ik de vlinders naar hun auto bracht, te vroeg. Dat snapte ik. Toen leefden de vlinders in mijn buik, nu vlogen ze weg.
Het hondje draaide zich om en liep weg. Nog een keer zwaaien. Daag.

Leegte.
Pijn.

Wat is er mooier dan een vlinder?
Wat is er mooier dan drie vlinders en een hondje?
Een roodborstje. Een roodborstje in een nestje. Dat is het allermooist.

Ik droom van een roodborstje. Niet nu. Maar later.
Later als we groot zijn.












zondag, augustus 04, 2013

Een dag in het park

Ik zal jullie verklappen waarom ik me superongemakkelijk kan voelen en waarom ik gewoon George Costanza ben. Ik ben deels Jerry, deels Kramer, maar vooral ben ik George. Ik kan honderd voorbeelden verzinnen (afknappen op een verder perfecte vrouw omdat ze een cd van de verkeerde artiest in de kast heeft, nooit zomaar op straat omkeren en teruglopen als je je realiseert dat je auto aan de andere kant van de straat staat, maar overduidelijk als een soort mimespeler op je horloge kijken en spelen dat je nog best even tijd hebt om terug te lopen voor dat andere klusje), maar vanmiddag was een goed voorbeeld van een Arjen Costanza-moment.

Ik lag op het grasveldje bij het grote meer in de buurt, minding my own business, toen er een witblond jongetje van een jaar of vijf, zes in m'n buurt begon te dartelen. Hij leek op zoek naar iets en raapte af en toe iets op, wat hij in z'n broekzak stak. Hij was alleen, net zoals ik dat was. Het grasveld was op dit gedeelte verder sowieso leeg: de gezinnen en stelletjes lagen verderop, daar waar ook een echt zandstrandje was en je het water in kon gaan. Ik prefereer het gedeelte wat van het meer afgezonderd wordt door een rietkraag; daar liggen de rustigere mensen: de kinderlozen, de mannen en vrouwen die alleen zijn. De losers, zeg maar.

Enfin, dat jongetje was klaarblijkelijk ver uit het zicht van moeder geraakt en begon godverdomme ineens tegen me aan te praten. Het viel me op dat hij volwassener sprak dan gezond is, in die zin dat hij me groette (Hoi, kom je hier vaak?) en ongevraagd begon uit te leggen wat hij aan het doen was. In zinnen en met woorden die niet pasten bij een kleuter, ik bedoel: hij formuleerde haast als een volwassene. Ik moest me beheersen om niet meteen al in een lichte paniek te raken. Wat moet dat kind van me? Waar is z'n moeder? Of vader? Of nee, dit is typisch een kind van gescheiden ouders, dat zie je meteen. Welk normaal kind loopt anders moederziel alleen tegen wildvreemde halfnaakte meneren aan te babbelen dat het klettert? 'Ik ben je papa niet! Nou vort! Wegwezen!' schoot het door mijn hoofd, maar ik wist me nog net op tijd in te houden.

De knul vertelde dat hij bierflesjesdoppen aan het verzamelen was. Het zijn kroonkurken, en nou opzouten zei ik niet. Ik keek schichtig om me heen, op zoek naar een mogelijke ouder van dit joch. Verderop lag een andere loner in de zon, waarvan ik zo goed als zeker wist dat hij niets met het jong van doen had. Hij gluurde vanachter zijn nep-Ray Ban naar me, dat kon ik zien. Kut! Straks denken ze godverdomme nog dat ik een pedofiel ben. Een kinderlokker, een pederast, een katholiek! Het was duidelijk: het vriendschap zoekende superlieve maar beetje vreemde joch moest verdwijnen. Ik bedoel niet dat hij dood moest (hoewel het me op dat moment niet per sé slecht was uitgekomen als hij 'floep' door een grote condor of andere roofvogel opgepikt zou worden en huilend aan de blauwe horizon zou verdwijnen; hij werkte redelijk op mijn zenuwen met dat witblonde haar, die blauwe ogen en die irritante kloteglimlach van hem)

Of ik zelf ook wel eens bier dronk.
Ja.
Wat voor bier drink jij dan?
Heineken.
Drink je altijd Heineken?
Als ik bier drink, wel. (Dit was niet waar; eigenlijk drink ik zelden Heineken. Niet omdat ik een antisemiet ben, maar omdat ik Corona of Desperado gewoon lekkerder vind. Maar het jochie had eerder al opgemerkt dat hij bijna alleen maar Heineken-doppen had gevonden tot nu toe. Oké, er zat ook een Stender bij (Stender is homobier! wilde ik snauwen, maar wist me voor de derde keer te gedragen. Tientallen sessies bij verschillende psychologen in de laatste twintig jaar hebben dus toch nog iets opgeleverd, mijmerde ik)
Nooit ander bier?
Godverdomme NEE!!!! NOOIT ANDER BIER, je hóórt me toch!!! Schreeuwde mijn hoofd, maar uit m'n mond kwam 'nee..nee, eigenlijk niet, nee...' en ik keek weg van het joch, hopend dat de hint aankwam.
Ik deed mijn oordopjes weer in en zei met een chagrijnig smoel van heb ik jou daar: Hé, maar ik ga effe verder luisteren, ok? Doeg.
Ik deed mijn ogen dicht en de klanken van Fleetwood Mac's Rhiannon sloten me definitief af van de wereld om me heen.
Na een paar seconden deed ik één oog open om te kijken waar het enge joch was gebleven. Thank fuck, hij was verderop aan het bierflesjesdoppenzoeken. Brrrrrrrr.....hoe durft zo'n kind tegen wildvreemde mensen te praten? Toen ik zo oud was, praatte ik nooit tegen onbekenden. Trouwens, ik zou niet eens zonder papa of mama over een grasveldstrand-dinges durven lopen. Eng joch. Enge ouders. Enge alles.

Zie je? Godverdomme, ik kom hier voor mijn rust en om de hoofdpijn te laten zakken, ik lig er nog maar amper een uur en ik ben alweer zo opgefokt en zenuwachtig als....als....als een weet ik veel! Godvergodvergodverdomme....zou je zo'n rotjong niet...?

Ineens bedacht ik me dat dat joch natuurlijk evengoed een superleuke en bloedmooie moeder kon hebben. Zo'n eenzame MILF die in haar bikini nog geen twintig meter verderop mooi ligt te wezen en zich ineens realiseert dat haar kleine oogappel uit haar zicht is verdwenen. In dat geval had ik beter juist heel aardig en vader-achtig tegen dat ettertje kunnen doen.
Mama, mama! Daar ben je! Ik was met mijn nieuwe vriendje even samen naar bierflesjesdoppen aan het zoeken. Hij heet Arjen en is heel cool! Arjen, dit is mama (mama is dan natuurlijk van het type Katja Schuurman of Merel Westrik of Alicia Silverstone en haar ogen fleuren op en er verschijnt een geile glimlach als ze ziet dat Arjen geen andere kleuter is, maar een mogelijk vaderfiguur. En een mogelijke quick fuck voor de zondagmiddag.), mama dit is Arjen. Ik zou aanschuiven met mijn handdoek en we zouden, terwijl het joch in het water aan het spartelen was, elkaar leren kennen. Ik zou charmant zijn, grappig bovendien en zij zou om me lachen en we zouden vlammende pornosex hebben in haar villa. Fantasiewijven hebben altijd een villa. Het zou onzin zijn om in je fantasie een tweekamerflatje in Amsterdam-Oost te gebruiken als het net zo makkelijk een villa in Heemstede kan zijn.

Aldus en zodoende ontstond er een tweestrijd in m'n psyche. Reflexmatig kortaf, bits en onaardig doen -want voor je er erg in hebt ben je die viezerik met dat Dickies shirt- of met het oog op de toekomst, mijn verdere leven, financiële welzijn (godverdomme een lekker bikiniwijf en dan nog in een villa in Heemstede wonen ook!) en stabiliteit in het algemeen de vriendelijke meneer uithangen? Tik-tak-tik-tak....

Het joch was al een half uur verdwenen. Fleetwood Mac had plaatsgemaakt voor The Black Crowes en ik las met een half oog een artikel over het gebruik van anabolen in de Revu van een paar weken geleden. Er waren wat meer mensen op dit deel van het strand gaan liggen en de zon was nog feller gaan schijnen dan eerst. Er kroop een klein dun, zwartbruin insect over mijn arm. Een soort mini-oorwurm leek het wel. Zoals je een snotje wegschiet van tussen je duim en je middelvinger, schoot ik het insect van mijn arm af. Wegwezen. Kleuters en insecten, niets voor mij.

Weer later. Geen zin meer in muziek, steeds meer kruip- en vliegbeestjes rond m'n veilige haventje. Zou het door de meloen komen? Of door het blikje cola? Hoe dan ook, echt ontspannen ben ik nog niet geweest. Hoe doen andere mensen dat toch? Gaan die gewoon ergens liggen en is dat het dan? Ik staar naar de zon door de spleten van mijn oogleden en ik hoor achter me twee kinderstemmetjes. De stemmen verplaatsen zich van rechts naar links, waarschijnlijk twee kinderen die verderop een ijsje mogen kopen van papa en mama. Ik kijk onopvallend naar waar het geluid vandaan komt. Het blijkt het blonde joch te zijn, het kind van de Heemsteedse bikinimilf, met een nieuw vriendinnetje. Samen kammen ze het gras uit, of ze op zoek zijn naar een verloren sieraad. Zij draagt een klein plastic emmertje met een gele bloem er op. Hij pakt iets op -ik neem aan een kroonkurk- en stopt het in het emmertje. Ze zeggen iets en ze moeten lachen.

Hij wel hoor...hij wel.....

Ik besluit weg te gaan. Ik gris m'n spullen bijeen: twee handdoeken, een Wayfarer zonnebril, een oude Revu, mijn Samsung Galaxy S4 in de kleur ijsberenwit en trek mijn slippers aan mijn voeten.
Terwijl ik naar het stoepgedeelte loop, richting parkeerplaats, scan ik het kindvriendelijke gedeelte van het strandje af en ik zie haar liggen. Ik stop even en ik staar haar aan. Ze kijkt naar me zonder een spoor van herkenning. Jij bent dat mokkel uit Heemstede, ik weet wie je bent, denk ik.
Ik knik haar vriendelijk gedag en zij mij.

Ik draai me weer om en loop naar de auto en zie haar nooit meer en zij mij niet.









zaterdag, februari 23, 2013

Didn't I see you crying?

....met het klassieke album 'Live at Budokan' op, leek het net of de hysterisch gillende Japanse tienermeisjes voor *hem* klapten. Even fantaseerde hij dat het schelle gejuich vanuit de woonkamer bevestigde wat hij zoëven voelde: dit is een drol om trots op te zijn. 
Het gegil zwol nog heel even aan tot een haast extatische kakafonie van meisjeshormonen, toen de band 'Come on, come on' inzette. 
Op dat moment was het of Arjen uit zijn droom wakker werd gedrumd. Zijn teleurstelling van de realiteit verbijtend, duwde hij op de doortrek-knop van de achter de witte tegelmuur weggewerkte stortbak. 
Ain't that a shame, dacht hij vast vier nummers vooruit. 
Teleurgesteld nam hij weer plaats op de rode bank en zapte doelloos van praatprogramma naar talentenshow.

Het wordt een lang weekend, Jim, zei hij en deed zijn best niet in snikken uit te barsten.

donderdag, februari 14, 2013

Een gegeven paard

Ok, als toch iedereen aan het bekennen is, in navolging van Lance Armstrong en het mysterie van de paardenlasagna: 
Dames en heren, ik beken dat ik al die tijd geen gewone lul ben geweest, maar een paardenlul.
Het spijt me. Maar in een wereld waar elke lul die wil meedraaien in de top van de lullen, *moet* je je wel als een paardenlul gedragen.

Ik ben echt niet de enige. Ik ken mensen die bij hoog en laag beweren gewoon een lul te zijn, maar ook *zij* zijn paardenlullen. Je kan simpelweg niet anders. Als gewone lul doe je simpekweg niet mee.
 
Maar nogmaals: het spijt me. Ik vind het vooral erg voor al die mensen die me in vertrouwen hebben genomen en echt heilig overtuigd waren van mijn lulschap.
Arjen de Lul, zo werd ik wel genoemd. Zei je lul, dan zei je Arjen en andersom: nejra ej iez nad lul ej eiz. Dat zegt toch wel veel. 

Ik hoop dat na mijn bekentenis het geroddel eindelijk eens ophoudt. En dat mogelijk meer lullen uit de kast durven te komen. Dat we eindelijk eens schoon schip kunnen maken. Met elkaar. Met het verleden. Mij lucht het in ieder geval op.

Ik ben Arjen.
Ik ben een paardenlul.