Totaal aantal pageviews

maandag, november 14, 2005

Mijn hoofd loopt om



Allereerst over bovenstaand bericht.
Kort samengevat: Kan die teringlijer die het nodig vond dat vogeltje dood te schieten even een afspraak met me maken?
Zal ik hem met open armen ontvangen.
Met een pan kokend frituurvet.
En een kettingzaag.
En een gloeiende pook.
En een scheermes, een jerrycan benzine en een tape van Stealers Wheel's Stuck in the middle (degene die dit niet begrijpt kan nooit een echte Tarantino-fan zijn en heeft per definitie niets met mij te maken)
En een bamboe kooi die voor de helft onder water staat, waar de ratten hun dagelijks bezoek brengen aan je door junglerot aangevreten voeten (those were the days)
En een foto van mijn ex zonder make-up.

Ik bedoel: ok. Je hebt een kleine driehonderdmiljard dominosteentjes neergezet omdat je het meest kinderachtige wereldrecord voor de vijfhonderdste keer wil verbreken, samen met je bleke, puistige studentikoze werkloze kutvriendjes. Prima. Dan komt er een musje binnengevlogen (so much for security) en flikkert en passant even een slordige veertigduizend van je dominosteentjes omver.
Tuurlijk. Is kut. Kunnen we kort over zijn.
Dat vogeltje is zich sowieso al de tering geschrokken door de vreemde omgeving (je zal godverdomme maar verzeild raken in het fucking Frisian Expo Center.
Is voor een mens al niet prettig, laat staan voor een musje.
Vervolgens raakt hij in paniek (zou ik ook doen) en vliegt wat steentjes ondersteboven. Consternatie alom bij de aanwezigen, en hij probeert uit alle macht de uitgang te vinden. Weg uit deze hel van kleuren, muren, geluiden en mensen. Weg! Weg! Doodmoe gestreden landt hij tenslotte uitgeput in een hoekje, elke boerenlul (en daar heb je er zat van in Leeuwarden, durf ik te wedden) kan hem zo oppakken en even buitenzetten.
Nee, dat doen we anders. We pakken een luchtbuks (die was toevallig toch voorhanden, ik bedoel: wat is een dominowedstrijd zonder een geweer, zeg ik altijd maar) en we knallen dat arme vogeltje naar het vogel-walhalla.

Nogmaals; deze flinke puistige vent mag mij mailen voor een afspraak.
Ik zou je graag willen ontmoeten.

Verder.
Wat is er verder eigenlijk nog aan de hand?
Wel, Genesis staat voluit (mijn stereo gaat tot elf, waar de meeste andere maar tot tien gaan. Gejat van de film Spinal Tap en als je die ook al niet kent, dan speel je echt met het oog van de naald (die is gejat van die onderwereldeikel, kom hoe heetie ook al weer....die Happy Family-lul die zo'n grote bek had over Peter RRRRRRR de Vries, tot die kiekeboe roepend uit een alkoof van de Happy Family-lul zijn huis tevoorschijn sprong...kom jongens, help me eens...het is Steve Brown natuurlijk. Dank aan Gooooooooogle, wederom). Maar waar was ik gebleven?
Welja, bij het album Seconds Out uit pakweg 1978 van Genesis, toen Phil Collins nog een baard had en ikzelf nog niet. Dat waren nog eens tijden.
Mussen konden nog vrij rondvliegen in expo-hallen overal in het land en mijn ex was nog te pruimen zonder een kilo make-up op haar smoel. Geluk alom.
Het nummer wat nu opstaat, zo hard dat de mechaniciens die tien kilometer verderop aan de het proefdraaien zijn met de vier motoren van een Boeing 747 erover klagen, heet Supper's Ready. Het duurt een slordig half uur en is van een schoonheid zoals je die zelden meer aantreft in de wereld van de muziek of welke andere wereld dan ook.

Hooguit Marillion's Marbles kan hier heel zachtjes aan tippen als je erg melancholisch of gelukkig bent, en dan nog maar voor heel eventjes. Maar genoeg gezemeld over die ouwelullenmuziek.
Terug naar het heden, hoezeer me dat ook doet kokhalzen.

Overigens bedenk ik me zojuist, terwijl het Parijse publiek om meer vraagt (Seconds Out is namelijk een live-album moet je weten), dat er waarschijnlijk weer lieden zijn die het nodig gaan vinden om te verklaren waarom ik zo kwaad word om dat doodgeschoten mussen-verhaal. Nee, het heeft niets te maken met het feit dat mijn vriendin haar snavel niet weet te houden en ook niets met het feit dat ze niet vederlicht is of dat de tijd met haar voorbijvliegt. Kortom: hou je smoel voordat je hem ook maar opentrekt of ik stuur Jules op je af.
Schenk me nu een Arrie in.
Een Arrie, zeg ik. Dat is een glas Smirnoff Ice met cranberrysiroop van een duur merk, met drie ijsblokjes en een doorgesneden aardbei erin.

Eh...het heden, daar zou ik het over hebben, dreigde ik enige regels terug.
Over het heden kunnen we effectief vrij kort zijn: gisteren was het toekomstmuziek (waarbij Phil Collins zonder baard uiteraard het drumspel voor zijn rekening neemt) en morgen is het alweer oude koek. Oude koek is soms nog best te vreten, zo lag ik vannacht rond een uur of half twee een ontplofte glace-koek (met zo'n roze bovenkant die we hier een Mussolientje noemen) die ik op het station van Roosendaal had gekocht te vreten.
Toen ik hem afrekende, samen met een computertijdschrift, mompelde ik iets als "dit boekje, en mijn ontbijt" tegen het half-molukse wicht achter de toonbank. Ze wees me er fijntjes op dat de sandwitches in de aanbieding waren. Ik weiger echter een boterham te kopen in fucking Roosendaal of all places dus ik beet haar toe dat ik mijn vitaminen hard nodig had en dus bewust opteerde voor een glacekoek.
Enigszins bedremmeld (raar woord) stemde ze uiteindelijk toe en gaf me aangeleerd glimlachend mijn wisselgeld van twintig Euro terug en zei met haar vrolijkste dansmarieke-accent "fijne dag en tot ziens, meneer!".
Ik gromde een bits "dat lijkt me zeer onwaarschijnlijk" en verliet het etablissement om me te vervoegen naar perron 4a.
Deze zin is wel heel erg raar als ik hem zo terug lees. Grommen? Bits? Etablissement en vervoegen? Wat zijn dat godverdomme voor achterlijke woorden? Heb ik soms een Dikke van Dale opgevreten zonder dat ik er erg in heb gehad of zo? Wat een taalgebruik, ik ga er zelf bijkans van over mijn nek. Hier, bijkans, nog zo'n debiel woord wat je alleen maar hoort uitspreken door halve mongolen.

Godver, mijn hoofd loopt om, Debbie.


Geen opmerkingen: