Totaal aantal pageviews

maandag, maart 27, 2017

And I think my spaceship knows which way to go

1985












Voor degenen die een foto van salade willen, of lentebloemen of een beest in de dierentuin: kijk even ergens anders. 

Voor degenen die willen weten hoe het met me gaat, hoe het is om je papa vijf maanden geleden kwijt te zijn geraakt, hier het antwoord.
Het gaat. 
Niet meer dan dat. 
Het is dubbel, elke dag weer.
Het is zoeken naar balans, elke dag weer.

Het is overleven, je best doen en proberen door te gaan, elke fucking dag weer.
Rond oud en nieuw waren er mensen die dingen zeiden als 'de bladzijde omslaan' en 'vorig jaar was klote voor je, dit jaar wordt hoop ik beter'.
Helaas, zo werkt het niet. Een ander getalletje op een denkbeeldig stuk papier, omdat honderden jaren geleden iemand heeft bedacht de tijd op te delen in gelijke brokken, heeft geen enkel effect op je gemoedstoestand. Echt niet.
Wat ook geen enkel effect heeft, is het idee dat het vijf maanden geleden is gebeurd. Het is anders dan een gebroken hart, het is anders dan liefdesverdriet. Papa zal nooit vervangen kunnen worden. Ook een volwassen man van zesenveertig heeft een vader nodig. 
Papa was niet alleen mijn vader in de opvoedkundige zin, hij was ook een van m'n beste en leukste vrienden. Mensen verbazen zich wel eens over mijn rare humor, woordgrappen, gevatheid en in moeilijke tijden optimistisch blijven. Allemaal van papa geërfd. Het zorgzame? Papa. De lompheid? Papa. Grappen maken op ongepaste momenten? Papa. 
Mijn stem, ogen, handen, benen, nagels, auto, horloge, smaak voor muziek, films en boeken? Papa. Met wie ging ik naar musea, maakte ik wandelingen in de duinen, bezocht ik Rush in Ahoy? Met papa. Wie was er elke dag voor me toen ik twintig jaar geleden depressief was, wie haalde me steeds op met z'n auto om me van hot naar haar te slepen om me weer met man en macht op de rails proberen te krijgen? Papa. Met wie heb ik op drie dagen na zesenveertig jaar geschiedenis opgebouwd, fotoboeken vol pret, kasten vol aan anekdotes en herinneringen? Met papa.
Dat is allemaal in een paar weken gereduceerd tot 'hij is weg en hij komt nooit meer terug'. In juli ging hij met pijn in z'n benen en rare vingernagels naar de dokter. Dokter, kunt u eens kijken wat het kan zijn? Drie maanden later was hij dood. Voorgoed weggerukt uit mijn, uit ons leven. Zomaar. Zonder waarschuwing, zonder herkansing, zonder genade. Weg. Nooit meer terug. Nooit meer praten over politiek, nooit meer meligheid om Monty Python, Jiskefet of Waardenberg en De Jong. Nooit meer elkaars zinnen afmaken. Hoe heet de fret? Anton. Wil je daar een eitje bij? Maakt niet uit joh. Heeft gewoon weer een wijf aan gezeten! Een lesbie, met een opgeschoren kapsel. De een maakte de ene zin, de ander maakte de tweede. Meestal begreep de rest niet waar we het over hadden. Wij hadden pret. Pap, mag ik je boormachine lenen? Ar, kun jij me helpen met m'n pc? Nooit meer. Nooit fucking meer.
Vrijdag was ik met m'n lieve vrienden in de kroeg. God, wat deed dat me goed. Gelachen, oprecht en met trots. Kijk pap, goed hè? Ik kan het nog. Toen ik even naar binnen ging, naar de wc, hoorde ik Space Oddity van Bowie. Ik glimlachte. Mooi, pap. Bij het naar huis gaan knuffels en zoenen. Mooi, echt mooi.
Zaterdag bij m'n lieve nichtje en haar lieve vriend even in het nieuwe huis geweest. Jezus, wat ziet het er gaaf uit, schat. Wow. Wat zou opa trots op je zijn geweest. Samen huilen op de vroege zaterdag op wat een jaar geleden alleen maar een geweldige dag geweest zou zijn. De sluier van verdriet is overal.
Gisteren met m'n beste vriend zeventien kilometer in de duinen gewandeld. Gepraat, melig geweest, dieren gezien. Was super fijn en heel erg nodig. De derde dag op rij dat het eigenlijk best heel erg goed ging. Lachen, zon, natuur en mensen die er voor je zijn. Tuurlijk, onderweg naar De Zilk, we waren nog maar net onderweg, al weer tranen toen ik vertelde wat When The Tigers Broke Free van Pink Floyd met me deed, donderdagavond. Hoe ik van binnen kapot werd gescheurd door dat nummer, om meerdere redenen.
In de avond bij m'n lieve zus en zwager gegeten, samen met mama. Biefstuk met patat en sla. Gelachen als een stel idioten, de idioten die we altijd zijn geweest. Boer zoekt Vrouw gekeken en elke minuut commentaar leveren, onder het genot van koffie en donuts. Daarna mama thuis gebracht. Het lijkt soms bijna normaal, als je heel snel en van een afstandje zou kijken. Voor iemand die langsloopt en door het raam kijkt. Ze zien misschien een groep lachende mensen en denken dat het wel gaat.
Het gaat niet. Maar we hebben geen keus. 'Het is wat het is', zou papa zeggen. Het is onomkeerbaar en we zullen er op de een of andere manier mee moeten leren omgaan. Ooit. Dat zal vast wel gebeuren, daar ben ik echt wel van overtuigd. Maar dat is nog heel ver weg. Donderdagavond vertelde ik mama huilend dat als ik een witte was heb gedraaid en ik de volgende dag een schoon wit t-shirt aantrek, ik als eerste het shirt van papa draag. Omdat dat zo fijn voelt. En dat ik zo trots ben dat ik zijn horloge draag, terwijl ik nooit een horlogemens ben geweest. Dat ik me naakt voel zonder pa's klokkie. Daarnet vroeg een van de liefste en dierbaarste mensen die ik ken over de app hoe mijn dag was. Ik weet het niet. Terwijl ik haar antwoordde hoe ik dacht dat het ging, begonnen de dagelijkse tranen te rollen. Van die dikke, vette, grote warme druppels die je niet kunt tegenhouden als je het al zou willen.
On The Turning Away van Floyd stond op dat moment op. Buiten schijnt de zon en bloeien de narcissen of het allemaal maar normaal is. Maar het is niet normaal. Het is godverdomme allesbehalve normaal. Ze moesten eens weten.

maandag, december 26, 2016

Dat zijn wij.

Het was een heftige kerst, dit jaar. Wat het hele weekend misschien het best samenvat, was dat we kerstavond met mama, Sas en Cor en een deel van de kids aan tafel zaten en -ik weet niet eens meer waarom- we helemaal dubbel lagen van het lachen met ons allen. Gewoon, zoals we zijn. Gordon en Joling-humor, elkaar lopen dollen en geiten als een stel pubers. We hadden lol.

Ineens moest mama huilen en binnen een paar tellen de rest ook. Zomaar, binnen één minuut van collectief de slappe lach naar collectief ontzettend hard huilen en elkaar troosten. Eigenlijk ging het het hele weekend op die manier.

Daarstraks brachten twee van de kids en ik mama thuis, we liepen nog mee naar boven om te helpen met de tassen en haar even in d'r huisje te laten settelen. Toen gingen we gelijk weer weg, ik moest Bart nog op de tram zetten naar De Jordaan en Fleurtje naar huis en de wekker gaat om half zeven gewoon weer morgen. Doei mam, stevige knuffel. Doei oma, nog een knuffel. Doei oma, nog een knuffel van tweede jongeling. Doeg. Slaap lekker, doe rustig aan. Ja jij ook mam, ik bel je morgenavond even. Ja is goed jongen. We liepen de galerij af met ons drieën, Bart, Fleur en ik. Grote monden, vol bluf. Op de trap liepen we alle drie te huilen en hadden we onze armen om elkaar heen. Kutzooi hè jongens. Ja. Kutzooi. Het was goed dat we dit weekend samen waren. Ja dat was het zeker. Kutzooi. Ja. In de zwaarste van de zwaarste tijden is eenzaamheid je grootste vijand en intiemste vriend tegelijk. 'De mensen hebben geen idee' zegt mama vaak en dat is wat het is. De mensen hebben geen idee. Alleen onze inner circle weet het. Mama, Sas, Cor en hun kids en aanhang. De rest heeft geen fucking idee en God bless them for it. Dat ze het maar nooit hoeven te begrijpen.
Op de terugweg stond, geheel in ons Amsterdamse blufkarakter een cd van Bløf op. Ze zongen het goed: De mooiste verliezers, dat zijn wij.Morgen gaat de wekker weer gewoon, of er niets aan de hand is.

zondag, december 11, 2016

Ook als je je niet lekker voelt, moet je gewoon boodschappen doen als poor lonesome cowboy. Dus daar stond ik, bij de Albert Heijn in Badhoevecity: Koffie voor morgen, kattenvoer voor nu en nog wat spul. Het was druk, ongemakkelijk druk. Althans, met mijn cortisolniveau is alles van meer dan twee personen al ongemakkelijk druk denk ik, maar hoe dan ook: er stond een flink aantal mensen in verschillende rijen te zuchten en steunen.
Ik besloot heel tactisch achter de moeder met kind te gaan staan, want al eerder -ergens tussen het koffieschap en de zuivel- zag ik dat ze een leuk gezicht had. Zo'n gezicht met wat sproetjes die haar een jonger uiterlijk gaven en ook het idee van sprinkels op je softijsje zeg maar. Op zulke momenten zie ik in elke vrouw de ware, dus in de seconde dat ik ogenschijnlijk nonchalant haar koter begroette met een kindvriendelijk 'hoi', bepaalde mijn fantasie dat ze kort na de geboorte van deze peuter was gescheiden van haar man. De geboorte van Gijs (ik schatte het joch in als een Gijs) deed haar de schellen van de ogen vallen: dit is niet degene met wie ik oud wil worden. In dezelfde seconde van doorgeslagen fantasie raakten we in gesprek bij het inpakken van onze boodschappen, herkenden we de vonk en op de parkeerplaats wisselden we telefoonnummers uit.
Tot zover de fantasie.
De praktijk liep -dat zal je godverdomme net zien- iets anders. Het joch begon tegen me te brabbelen op een manier waar geen touw aan was vast te knopen. Ik besloot hem volwaardig te behandelen en reageerde met antwoorden als 'Ja, ik zag het ook daarnet' en 'Klopt, dat gerucht doet inderdaad de ronde in deze buurt, maar ik geloof het pas als ik het zelf heb gezien'. Toen hij een wijzend gebaar maakte naar de globale omgeving van de kassa naast ons, zei ik 'Ja, hij was het. Ik weet het. Maar wat kun je doen, jongen? Helemaal niets'. Tegen de vrouw achter me zei ik 'Sjesus, wat vind ik dit ongemakkelijk' en ik voelde een zweetdruppel over m'n linker slaap rollen. Ze begon te lachen alsof ze een stoornis had: met korte geit-achtige stoten kwam er een soort huu-huuu-huuuu uit haar gelaat. Mijn god. Tegen de caissière zei ik 'En *dit* vind ik OOK ongemakkelijk. Ze begon te blozen, waarop ik nog harder terug begon te blozen. Het jong bleef intussen doorbrabbelen en kirren, onderwijl z'n blik strak op me gericht.
De moeder met het sproetengezichtje zei 'zit je lekker te kletsen, jongen?' waarop ik reageerde met 'ja, maar hij begon hoor!' en het kalf achter me begon nog harder huu-huuu-huuuuu te roepen.
Ik wil naar huis, zei ik tegen het kassameisje. Ze dacht vast dat ik een grapje maakte, want ook zij begon te lachen. Nee, ik meen het. Ik wil naar mama toe. Nu begon ook het sproetenmoedertje te lachen. Godverdomme, wat doe ik hier?
Als afsluiting liet ik nog een hand met kleingeld op de grond vallen, werd m'n hoofd roder dan die van de kassagriet en gaf het zieke huu-huu-wicht me een knipoog. Sproetenmama was inmiddels verdwenen.
Godverdomme. Ik wil naar huis.

vrijdag, augustus 01, 2014

Dingetje

And I don't want the world to see me
'Cause I don't think that they'd understand
When everything's made to be broken
I just want you to know who I am

vrijdag, december 13, 2013

The hardest part

And the hardest part
Was letting go, not taking part
Was the hardest part

And the strangest thing
Was waiting for that bell to ring
It was the strangest start


I could feel it go down
Bittersweet, I could taste in my mouth
Silver lining the cloud
Oh and I
I wish that I could work it out

And the hardest part
Was letting go, not taking part
You really broke my heart

And I tried to sing
But I couldn't think of anything
And that was the hardest part

I could feel it go down
You left the sweetest taste in my mouth
You're a silver lining the clouds
Oh and I
Oh and I
I wonder what it's all about
I wonder what it's all about

Everything I know is wrong
Everything I do, it just comes undone
And everything is torn apart

Oh and it's the hardest part
That's the hardest part
Yeah that's the hardest part
That's the hardest part

maandag, december 02, 2013

Drie vlinders, een hondje, giraffen, neushoorns en een roodborstje

Wat is er mooier, vrolijker en tegelijk breekbaarder dan een vlinder?
Drie vlinders.
Drie vlinders zijn het mooist.

Het begon op het balkon.Het was nog zomer.
Toen ze weg ging, vergat ik te laten blijken hoe leuk ik haar had gevonden in de paar uur dat we elkaar hadden meegemaakt. We hadden gepraat, gelachen en ik meende zelfs dat we een onhandige poging deden te flirten, daar in de keuken. Achteraf hoorden we dat anderen zagen gebeuren wat er gebeurde. Ik was vooral onder de indruk.

Een week later. Verdwalen in een steeg met bamboe. Klungelige planning dus geen idee waarheen en waarom. De McDonalds. Later bracht ik haar naar haar auto. Ik durfde niet te zoenen. Het was te vroeg, dat snapte ik.
De volgende dag. Het balkon. We zoenden. Er was iets bijzonders, wat al miljoenen keren eerder was gebeurd, alleen lang geleden met mij en lang geleden met haar. En nooit eerder met ons samen.

Daarna, gympen op het strand, de drogist in Zandvoort, wandelen op de luchthaven, begrijpen hoe belangrijk de maan kan zijn.
Schuren, schilderen, kennis maken. Rare mensen. Leuke mensen. Mensen met een mening. Grote mensen uit het verleden en een klein mens uit de toekomst.
Een blauwe ballon, een auto over mijn hoofd.
Verwarring. Drie keer verwarring.

Het begon met drie vallende vlinders in het bos.
Ineens, althans voor mij.
De vlinders lagen tussen de dorre herfstbladeren: roze, paars en blauw lagen ze met lamme vleugels tussen het rood en bruin van het najaar. Geen teken van leven. Paniek. Ah, daar zijn ze weer. Ze vliegen wel, maar anders dan anders.

Wat is er mooier dan drie vlinders?
Niets.
Giraffen en een neushoorn.
Wakker gekust worden door twee monden, beide glimlachend.
De toekomst.

Elkaar aankijken. Voelen. Intens.
Kaarsen. Een scheur. Het verleden als een monster in de nacht.
De vlinders vliegen wel, maar anders dan anders.
Weg van mij. De verkeerde kant op. Kom terug, lieve vlinders. Kom terug, alsjeblieft.....

De drie vlinders zitten op een kwispelend hondje. Come Away with Me, zingt het elfje. Het hondje is sluw, hij wéét dat de vlindertjes betoverd worden door het elfje.
Een wandeling. Vliegtuigen met verlichte staarten vliegen als vlinders langs de maan.
Het is koud maar wij hebben het warm. Stomend warm.

Een kort moment in de meubelzaak. Drie vlinders, drie mensen.
Drie keer een glimlach. Het is koud maar wij hebben het nog steeds warm.
Weer een blauwe ballon, realiseer ik me achteraf.

Het gesprek. De derde keer, voor iedere vlinder één keer praten.
Het gaat niet, dat zie jij toch ook wel, hondje? Zeggen de vlinders.
Het is geen vraag, maar een constatering. Het hondje voelt dat de vlinders, zoals zo vaak, gelijk hebben. Het was, net als die avond dat ik de vlinders naar hun auto bracht, te vroeg. Dat snapte ik. Toen leefden de vlinders in mijn buik, nu vlogen ze weg.
Het hondje draaide zich om en liep weg. Nog een keer zwaaien. Daag.

Leegte.
Pijn.

Wat is er mooier dan een vlinder?
Wat is er mooier dan drie vlinders en een hondje?
Een roodborstje. Een roodborstje in een nestje. Dat is het allermooist.

Ik droom van een roodborstje. Niet nu. Maar later.
Later als we groot zijn.












zondag, augustus 04, 2013

Een dag in het park

Ik zal jullie verklappen waarom ik me superongemakkelijk kan voelen en waarom ik gewoon George Costanza ben. Ik ben deels Jerry, deels Kramer, maar vooral ben ik George. Ik kan honderd voorbeelden verzinnen (afknappen op een verder perfecte vrouw omdat ze een cd van de verkeerde artiest in de kast heeft, nooit zomaar op straat omkeren en teruglopen als je je realiseert dat je auto aan de andere kant van de straat staat, maar overduidelijk als een soort mimespeler op je horloge kijken en spelen dat je nog best even tijd hebt om terug te lopen voor dat andere klusje), maar vanmiddag was een goed voorbeeld van een Arjen Costanza-moment.

Ik lag op het grasveldje bij het grote meer in de buurt, minding my own business, toen er een witblond jongetje van een jaar of vijf, zes in m'n buurt begon te dartelen. Hij leek op zoek naar iets en raapte af en toe iets op, wat hij in z'n broekzak stak. Hij was alleen, net zoals ik dat was. Het grasveld was op dit gedeelte verder sowieso leeg: de gezinnen en stelletjes lagen verderop, daar waar ook een echt zandstrandje was en je het water in kon gaan. Ik prefereer het gedeelte wat van het meer afgezonderd wordt door een rietkraag; daar liggen de rustigere mensen: de kinderlozen, de mannen en vrouwen die alleen zijn. De losers, zeg maar.

Enfin, dat jongetje was klaarblijkelijk ver uit het zicht van moeder geraakt en begon godverdomme ineens tegen me aan te praten. Het viel me op dat hij volwassener sprak dan gezond is, in die zin dat hij me groette (Hoi, kom je hier vaak?) en ongevraagd begon uit te leggen wat hij aan het doen was. In zinnen en met woorden die niet pasten bij een kleuter, ik bedoel: hij formuleerde haast als een volwassene. Ik moest me beheersen om niet meteen al in een lichte paniek te raken. Wat moet dat kind van me? Waar is z'n moeder? Of vader? Of nee, dit is typisch een kind van gescheiden ouders, dat zie je meteen. Welk normaal kind loopt anders moederziel alleen tegen wildvreemde halfnaakte meneren aan te babbelen dat het klettert? 'Ik ben je papa niet! Nou vort! Wegwezen!' schoot het door mijn hoofd, maar ik wist me nog net op tijd in te houden.

De knul vertelde dat hij bierflesjesdoppen aan het verzamelen was. Het zijn kroonkurken, en nou opzouten zei ik niet. Ik keek schichtig om me heen, op zoek naar een mogelijke ouder van dit joch. Verderop lag een andere loner in de zon, waarvan ik zo goed als zeker wist dat hij niets met het jong van doen had. Hij gluurde vanachter zijn nep-Ray Ban naar me, dat kon ik zien. Kut! Straks denken ze godverdomme nog dat ik een pedofiel ben. Een kinderlokker, een pederast, een katholiek! Het was duidelijk: het vriendschap zoekende superlieve maar beetje vreemde joch moest verdwijnen. Ik bedoel niet dat hij dood moest (hoewel het me op dat moment niet per sé slecht was uitgekomen als hij 'floep' door een grote condor of andere roofvogel opgepikt zou worden en huilend aan de blauwe horizon zou verdwijnen; hij werkte redelijk op mijn zenuwen met dat witblonde haar, die blauwe ogen en die irritante kloteglimlach van hem)

Of ik zelf ook wel eens bier dronk.
Ja.
Wat voor bier drink jij dan?
Heineken.
Drink je altijd Heineken?
Als ik bier drink, wel. (Dit was niet waar; eigenlijk drink ik zelden Heineken. Niet omdat ik een antisemiet ben, maar omdat ik Corona of Desperado gewoon lekkerder vind. Maar het jochie had eerder al opgemerkt dat hij bijna alleen maar Heineken-doppen had gevonden tot nu toe. Oké, er zat ook een Stender bij (Stender is homobier! wilde ik snauwen, maar wist me voor de derde keer te gedragen. Tientallen sessies bij verschillende psychologen in de laatste twintig jaar hebben dus toch nog iets opgeleverd, mijmerde ik)
Nooit ander bier?
Godverdomme NEE!!!! NOOIT ANDER BIER, je hóórt me toch!!! Schreeuwde mijn hoofd, maar uit m'n mond kwam 'nee..nee, eigenlijk niet, nee...' en ik keek weg van het joch, hopend dat de hint aankwam.
Ik deed mijn oordopjes weer in en zei met een chagrijnig smoel van heb ik jou daar: Hé, maar ik ga effe verder luisteren, ok? Doeg.
Ik deed mijn ogen dicht en de klanken van Fleetwood Mac's Rhiannon sloten me definitief af van de wereld om me heen.
Na een paar seconden deed ik één oog open om te kijken waar het enge joch was gebleven. Thank fuck, hij was verderop aan het bierflesjesdoppenzoeken. Brrrrrrrr.....hoe durft zo'n kind tegen wildvreemde mensen te praten? Toen ik zo oud was, praatte ik nooit tegen onbekenden. Trouwens, ik zou niet eens zonder papa of mama over een grasveldstrand-dinges durven lopen. Eng joch. Enge ouders. Enge alles.

Zie je? Godverdomme, ik kom hier voor mijn rust en om de hoofdpijn te laten zakken, ik lig er nog maar amper een uur en ik ben alweer zo opgefokt en zenuwachtig als....als....als een weet ik veel! Godvergodvergodverdomme....zou je zo'n rotjong niet...?

Ineens bedacht ik me dat dat joch natuurlijk evengoed een superleuke en bloedmooie moeder kon hebben. Zo'n eenzame MILF die in haar bikini nog geen twintig meter verderop mooi ligt te wezen en zich ineens realiseert dat haar kleine oogappel uit haar zicht is verdwenen. In dat geval had ik beter juist heel aardig en vader-achtig tegen dat ettertje kunnen doen.
Mama, mama! Daar ben je! Ik was met mijn nieuwe vriendje even samen naar bierflesjesdoppen aan het zoeken. Hij heet Arjen en is heel cool! Arjen, dit is mama (mama is dan natuurlijk van het type Katja Schuurman of Merel Westrik of Alicia Silverstone en haar ogen fleuren op en er verschijnt een geile glimlach als ze ziet dat Arjen geen andere kleuter is, maar een mogelijk vaderfiguur. En een mogelijke quick fuck voor de zondagmiddag.), mama dit is Arjen. Ik zou aanschuiven met mijn handdoek en we zouden, terwijl het joch in het water aan het spartelen was, elkaar leren kennen. Ik zou charmant zijn, grappig bovendien en zij zou om me lachen en we zouden vlammende pornosex hebben in haar villa. Fantasiewijven hebben altijd een villa. Het zou onzin zijn om in je fantasie een tweekamerflatje in Amsterdam-Oost te gebruiken als het net zo makkelijk een villa in Heemstede kan zijn.

Aldus en zodoende ontstond er een tweestrijd in m'n psyche. Reflexmatig kortaf, bits en onaardig doen -want voor je er erg in hebt ben je die viezerik met dat Dickies shirt- of met het oog op de toekomst, mijn verdere leven, financiële welzijn (godverdomme een lekker bikiniwijf en dan nog in een villa in Heemstede wonen ook!) en stabiliteit in het algemeen de vriendelijke meneer uithangen? Tik-tak-tik-tak....

Het joch was al een half uur verdwenen. Fleetwood Mac had plaatsgemaakt voor The Black Crowes en ik las met een half oog een artikel over het gebruik van anabolen in de Revu van een paar weken geleden. Er waren wat meer mensen op dit deel van het strand gaan liggen en de zon was nog feller gaan schijnen dan eerst. Er kroop een klein dun, zwartbruin insect over mijn arm. Een soort mini-oorwurm leek het wel. Zoals je een snotje wegschiet van tussen je duim en je middelvinger, schoot ik het insect van mijn arm af. Wegwezen. Kleuters en insecten, niets voor mij.

Weer later. Geen zin meer in muziek, steeds meer kruip- en vliegbeestjes rond m'n veilige haventje. Zou het door de meloen komen? Of door het blikje cola? Hoe dan ook, echt ontspannen ben ik nog niet geweest. Hoe doen andere mensen dat toch? Gaan die gewoon ergens liggen en is dat het dan? Ik staar naar de zon door de spleten van mijn oogleden en ik hoor achter me twee kinderstemmetjes. De stemmen verplaatsen zich van rechts naar links, waarschijnlijk twee kinderen die verderop een ijsje mogen kopen van papa en mama. Ik kijk onopvallend naar waar het geluid vandaan komt. Het blijkt het blonde joch te zijn, het kind van de Heemsteedse bikinimilf, met een nieuw vriendinnetje. Samen kammen ze het gras uit, of ze op zoek zijn naar een verloren sieraad. Zij draagt een klein plastic emmertje met een gele bloem er op. Hij pakt iets op -ik neem aan een kroonkurk- en stopt het in het emmertje. Ze zeggen iets en ze moeten lachen.

Hij wel hoor...hij wel.....

Ik besluit weg te gaan. Ik gris m'n spullen bijeen: twee handdoeken, een Wayfarer zonnebril, een oude Revu, mijn Samsung Galaxy S4 in de kleur ijsberenwit en trek mijn slippers aan mijn voeten.
Terwijl ik naar het stoepgedeelte loop, richting parkeerplaats, scan ik het kindvriendelijke gedeelte van het strandje af en ik zie haar liggen. Ik stop even en ik staar haar aan. Ze kijkt naar me zonder een spoor van herkenning. Jij bent dat mokkel uit Heemstede, ik weet wie je bent, denk ik.
Ik knik haar vriendelijk gedag en zij mij.

Ik draai me weer om en loop naar de auto en zie haar nooit meer en zij mij niet.









zaterdag, februari 23, 2013

Didn't I see you crying?

....met het klassieke album 'Live at Budokan' op, leek het net of de hysterisch gillende Japanse tienermeisjes voor *hem* klapten. Even fantaseerde hij dat het schelle gejuich vanuit de woonkamer bevestigde wat hij zoëven voelde: dit is een drol om trots op te zijn. 
Het gegil zwol nog heel even aan tot een haast extatische kakafonie van meisjeshormonen, toen de band 'Come on, come on' inzette. 
Op dat moment was het of Arjen uit zijn droom wakker werd gedrumd. Zijn teleurstelling van de realiteit verbijtend, duwde hij op de doortrek-knop van de achter de witte tegelmuur weggewerkte stortbak. 
Ain't that a shame, dacht hij vast vier nummers vooruit. 
Teleurgesteld nam hij weer plaats op de rode bank en zapte doelloos van praatprogramma naar talentenshow.

Het wordt een lang weekend, Jim, zei hij en deed zijn best niet in snikken uit te barsten.

donderdag, februari 14, 2013

Een gegeven paard

Ok, als toch iedereen aan het bekennen is, in navolging van Lance Armstrong en het mysterie van de paardenlasagna: 
Dames en heren, ik beken dat ik al die tijd geen gewone lul ben geweest, maar een paardenlul.
Het spijt me. Maar in een wereld waar elke lul die wil meedraaien in de top van de lullen, *moet* je je wel als een paardenlul gedragen.

Ik ben echt niet de enige. Ik ken mensen die bij hoog en laag beweren gewoon een lul te zijn, maar ook *zij* zijn paardenlullen. Je kan simpelweg niet anders. Als gewone lul doe je simpekweg niet mee.
 
Maar nogmaals: het spijt me. Ik vind het vooral erg voor al die mensen die me in vertrouwen hebben genomen en echt heilig overtuigd waren van mijn lulschap.
Arjen de Lul, zo werd ik wel genoemd. Zei je lul, dan zei je Arjen en andersom: nejra ej iez nad lul ej eiz. Dat zegt toch wel veel. 

Ik hoop dat na mijn bekentenis het geroddel eindelijk eens ophoudt. En dat mogelijk meer lullen uit de kast durven te komen. Dat we eindelijk eens schoon schip kunnen maken. Met elkaar. Met het verleden. Mij lucht het in ieder geval op.

Ik ben Arjen.
Ik ben een paardenlul.

maandag, oktober 01, 2012

Vorige week was het op televisie: met de Hubble-telescoop was verder dan ooit voorheen gekeken, dieper dan dit had men nog niet in het heelal kunnen kijken. Het was zo diep, dat het licht wat je op de foto zag, 13,7 miljard jaar geleden zijn plek had verlaten. Met andere woorden; wat je op de foto zag, was 13,7 miljard jaar terug in de tijd.

Nou vind ik het zelf tegenwoordig al heel wat als ik een jaar terug in de tijd kan gaan in mijn gedachten, laat staan tot diep in mijn eigen jeugd, begin jaren zeventig. Maar dat hoeft gelukkig niet, want daarvoor hebben we het fototoestel uitgevonden. Als ik terug in de tijd wil gaan, terug naar de Arjen van 1975, mijn eerste keer op de kleuterschool, dan hoef ik niet in mijn brein te graven, evenmin heb ik een telescoop nodig, maar ik ga gewoon naar het huis van mijn ouders en pak een oud foto-album.

De foto's van vroeger zagen er anders uit dan de foto's van tegenwoordig. Geen High Definition, geen digitale zoom, geen Photoshop en andere toestanden. Je kocht een rolletje, klikte het in je camera en je schoot een plaatje. De foto's van vroeger zien er inmiddels flets uit, met een overdaad aan blauw of groenige kleuren. De fotografie heeft, net als de rest van het leven, een paar grote sprongen voorwaarts gemaakt en met weemoed kijken we terug op onze jonge zelf, zoals we terugkijken op het jonge heelal. Arjen in 1975, het heelal 13,7 miljard jaar geleden, wat waren we nog klein en onschuldig.

Tegenwoordig is het modern om je nieuwe foto's er zo uit te laten zien zoals de oude foto's uit de jaren zestig en zeventig. Met allerlei programmatuur en appjes kun je je kiekjes er in een handomdraai laten uitzien als vroeger.Lomo en Instagram laten je weer heel even ruiken aan vroeger. Die laatste hebben het nieuwste snufje op het gebied van fotografie ontwikkeld: een Instagram-camera. Ik verzin het niet. Ga even mee naar het begin en laat tot je doordringen wat er gebeurt: ooit vonden we dat de fotocamera's niet meer voldeden aan onze wens, en gingen we nieuwe apparaten bedenken (als ik van woordgrapjes hield, zou ik 'ontwikkelen' zeggen) waarmee die oude camera's overbodige rommel zouden worden. Later sloeg het retrogevoel toe, en kwamen we met Instagram. Onze oude camera's lagen immers al lang op de vuilnisbelt of hooguit bij een zonderlinge verzamelaar. Maar nu is daar de Instagram-camera, het summum van vooruitgang: een stukje moderne technologie -vast en zeker onbetaalbaar voor jou en mij- wat je foto's er net zo slecht uit laat zien als vroeger.
Dat we in de eerste plaats tevreden hadden moeten zijn met wat we hadden, komt bij niemand op.

Zo was er vorig jaar, of het jaar daarvóór alweer, een cosmeticafabrikant die -ik lieg niet!- adverteerde met de kreet 'deze mascara laat uw wimpers er uit zien als nepwimpers!'
Toen voelde ik dat we aan het doorslaan waren, ik kan het me nog herinneren. Ook hier weer zag je hetzelfde patroon als met de camera's van eerder: ooit waren onze vrouwen niet tevreden met hun normale, korte wimpers. Dus iemand -vast een man- bedacht de valse wimper. Deze plakte je op je bestaande wimper, waardoor deze langer en dus vrouwelijker leek. Alleen, zeker bij de eerste exemplaren, kon je makkelijk zien dat het neppe wimpers waren. De valse wimper ontwikkelde zich in de komende anderhalve eeuw tot een nauwelijks van echt te onderscheiden detail. Dit was natuurlijk te veel van het goede, want zodra je te dicht bij je eigen geluk komt, moet je rechtsomkeert maken en heel hard terug hollen. Dat weet iedereen. Dus wat kwam er daarna? Jawel: de mascara die er voor zorgt dat je echte wimpers vals lijken! De camera die je nieuwe foto's oud laat lijken!

Auto's.
Auto's stinken en maken veel lawaai. Dus ontwikkelen we de elektronische, ecologisch verantwoorde stille auto. Ik geloof dat de Prius de eerste was. Prachtauto, ik heb er zelf wel eens in gereden. Spuuglelijk van buiten, maar van binnen een ongekende luxe en comfort. En misschien wel het mooiste aan de Prius kun je horen. Of beter gezegd: kun je niet horen. Zolang je niet veel sneller dan stapvoets rijdt, hoor je he-le-maal niets. Zo geruisloos als een polaroidfoto in de wind.
Dit gebrek aan geronk en gebrul heeft er in Amerika al meerdere keren voor gezorgd dat een onoplettende voetganger gewond raakte, want 'ik hoorde niets aankomen, edelachtbare!' De oplossing ligt, als je iets van de mensheid hebt begrepen, voor de hand: voeg een kunstmatig motorgeluid aan je stille auto toe. Zorg dat je milieuvriendelijke ecomobiel klinkt als een stinkende diesel uit de tijd dat we nog bleekblauwe foto's maakten en opzichtige nepwimpers opplakten, en iedereen is gelukkig.

Het is dit soort ellendige logica die me er in de loop van de jaren van heeft overtuigd dat er geen hoop voor ons is. We zijn helemaal van Lotje getikt. We zijn hard aan onze eigen ondergang aan het werken, en dat is waarschijnlijk voor iedereen maar het beste. De laatste, misschien wel het achterkleinkind van jouw kind, doet straks het licht uit en dan is het aan de rest om er wat van te proberen te maken. Misschien, als we over  13,7 miljard jaar de foto's bekijken, zien we een wereld vol met honden en katten die dolgelukkig zijn. Je weet het niet.

Terug naar de Hubble-telescoop. Dertien komma zeven miljard jaar terug in de tijd kijken. Dat is vlak na de oerknal. Moet je je voorstellen, eerst was er niets, toen ineens een knal, toen Dertien komma zeven miljard jaar weer niets en toen waren wij er. We bouwden een telescoop en daarmee bekijken we een foto van vlak na die knal. Of je de foto's van je eigen geboorte moet bekijken, zo ver staat het van je af.
Weet je wat me geweldig lijkt? Als de volgende telescoop net iets verder kan kijken, dus net iets dieper terug in de tijd, en dat die foto dan door een groep wetenschappers wordt bestudeerd, en dat er dan één van hen aanschuift in De Wereld Draait Door, net als vorige week, maar dat die geleerde de foto aan Matthijs laat zien, en zegt '..en zie je dit kleine witte stipje daar, vlak naast die rode nevel? Dat is God. Dáár, zie je hem? Dat is God, en dat daar is de hemel.'





zaterdag, april 28, 2012

In verwachting

Er is één ding dat ik slechter trek dan domme mensen: mensen die doen of ze niet dom zijn, door allerlei cliché-termen die ze op de werkvloer horen of in bladen lezen na te wauwelen. Eén van de kreten die ik al sinds jaar en dag op mijn werk hoor, als iemand een vermoeden uitspreekt (bijvoorbeeld over de oorzaak van een storing, of de verwachting hoe een klant zal reageren op iets) is '...tjsa, dat is een aanname hè...' met een blik die verraadt dat een aanname iets heel verwerpelijk is. Het liefst gooit de persoon in kwestie er nog het slaapverwekkende 'assumption is the mother of all fuckups' achteraan. Die kenden we nog niet.

Welnu, lieve napraters, ik heb nieuws voor jullie: in het leven kun je niet functioneren zonder aannames. Praktisch alles wat we doen, onze dagelijkse handelingen, ons hele leven en ons welzijn is juist gebaseerd op aannames! Zonder voortdurend aannames te doen, zouden we knettergek worden en zou ons leven ondraaglijk zijn!

Simpel voorbeeld. Je rijdt op een provinciale weg, met een gangetje van tachtig kilometer per uur. Vóór je rijden een paar auto's in de verte, en in je achteruitkijkspiegel zie je ook wat blik opdoemen. Terwijl je even een blik werpt op de kentekenplaat van je voorganger, zie je de zoveelste tegenligger op de andere rijbaan verschijnen. Niets bijzonders, de ene rijbaan gaat de ene kant op, de andere de ander. Je neemt aan dat niemand sucicidaal is, en je neemt aan dat iedereen, elke automobilist in je nabijheid, even goed op het verkeer let als jijzelf. En de ervaring leert dat dat ook het geval is; dagelijks passeer je honderden auto's die frontaal op je afkomen met een snelheidsverschil van dik honderdzestig kilometer per uur. Op het moment dat jullie langs elkaar scheren met deze bloedstollende snelheid, zit er nauwelijks een paar meter alsfalt tussen beide wagens. Elkaar raken zou gegarandeerd tot de dood leiden, geen twijfel mogelijk. Je kan niet anders aannemen dan dat het iedere keer goed gaat. Doe je dat niet, dan kun je geen meter rijden.

Zo kun je duizenden en duizenden voorbeelden verzinnen: als ik pindakaas op mijn boterham smeer, neem ik aan dat er geen vergif in is gespoten door de een of andere terrorist. Als ik veertig Euro voor een concertkaartje van mijn favoriete band betaal, neem ik aan dat ik niet word opgelicht en dat ik ze daadwerkelijk live kan zien. Begrijp me goed; ik zeg niet dat je altijd alles maar moet aannemen, maar de vanzelfsprekendheid waarmee Jan en Alleman maar roept '..sja... da's een aanname he....' vind ik debiel.

Dan iets anders. Het gelul over verwachtingen is ook zo'n New-Age ding. Als je verdrietig bent om iets, is het vaak de één of ander semi-zweverig yogatype met okselhaar wat je heel wijs aankijkt en zegt 'maar het heeft natuurlijk alles met verwachtingen te maken'. Of 'ik denk dat jullie relatie is mislukt vanwege verschillende verwachtingen. Je weet: verwachtingen leiden tot teleurstellingen'. Flikker op! Die shit heb je ooit ergens gelezen of gehoord, en je vond het wel wijs klinken, dus je zegt het zelf ook af en toe. Verwachtingen zijn prima! Verwachtingen geven je hoop, geven energie en houden je op de been. Zonder verwachtingen hoef je je bed niet uit te komen. Ook verkéérde verwachtingen. Juist verkeerde verwachtingen! Er zijn zelfs idiote Viva-wijven die zowat elke teleurstelling, elke tegenslag en elk verdriet toewijzen aan verkeerde verwachtingen. Niemand die er even over nadenkt, want waarom zou je? Het klonk uit de muil van dat hipstermeisje goed, dus je praat het wicht na in de hoop net zo intelligent over te komen. Bah.

Als Pim Fourtuyn had verwacht dat hij op die dag door het hoofd geschoten zou worden, dan was hij vast en zeker thuisgebleven. Hij had, kortom, de verkeerde verwachting en overleefde die dag niet. Eigen schuld. Zo kan je alles wegredeneren en -filosoferen.

Ik zeg: neem vooral dingen aan! Heb grootse verwachtingen! En sla de plank alsjeblieft bij tijd en wijle flink mis! Op de dag dat je stopt met aannames en verwachtingen, geef je je over aan angst en passiviteit en stop je effectief met leven! Ga op je bek, en sta weer op! Strompel verder en laat je ondersteunen door gelijkgestemden. Laat de voorzichtige papegaaien die achter de dranghekken staan toe te kijken voor wat ze zijn, en loop door! De finish is nog lang niet in zicht, maar halen zullen we hem!
Temninste, dat neem ik aan.

maandag, januari 16, 2012

donderdag, september 22, 2011

State of confusion

Ja, ik ben een taalneuker.
Ik ken mensen die een kick krijgen van ingewikkelde sommen, je ziet ze vol glunderend enthousiasme op een whiteboard uitleggen waarom iets is zoals het is, maar mij zijn ze bij de eerste vereenvoudigde breuk al helemaal kwijt. Ik heb het allemaal geleerd op school, maar het boeit me geen reet.
Soms vraag ik me af of andere mensen dat zelfde gevoel hebben bij mijn taalgezeur, als ik weer eens iemand verbeter die zegt 'Er zijn een aantal zaken...' (Het is EEN aantal dus het IS een aantal zaken, snauw ik als het braafste jongetje van de klas)

Ik vind het geweldig hoe mijn nicht Iris vroeger ooit in Artis zij over de tijger: 'is geen reiger he?'. Alleen een kind kan die link leggen. Net zoals mijn Australische maat Jason zo moest lachen om de plaatsnaam Helmond. Helmond? Is that what you have in the morning, hellmouth? Je brein moet een kronkel hebben om zoiets te bedenken, je moet als het ware als buitenstaander naar taal kijken: zoals een kind of iemand die de taal niet goed machtig is.

Paulien Cornelisse heeft een leuk boekje over dit onderwerp geschreven: Taal is zeg maar echt mijn ding heet het. In mijn hoofd bedenk ik dan al gelijk dat ik óók een boek wil schrijven, met de titel Faal is zeg maar echt mijn ding Ik snap Paulien zo goed als ze zich verbaast over mensen die Paprika uitspreken als Paaaaprika. Heerlijk irritant.

Ik had volgens mij een punt toen ik daarnet begon te schrijven. Wat was het?
Oh ja! Ja, ik weet het weer: er is een term die de laatste tijd te pas en te onpas opduikt in de media, en die volgens mij gewoon gebruikt wordt als iemand iets doet wat anders, bijzonder of gewoon vreemd is: een verward persoon.
Iemand die in het Concertgebouw onveracht dicht bij de koningin kan komen en een preek houdt over de Islam, dat is een verward persoon. Dat kan niet anders. Iemand die ze allemaal op een rijtje heeft, bedenkt zoiets toch niet? Het valt me sowieso op dat de term verward persoon meestal wordt gebruikt bij mannen (het zijn nooit vrouwen) die iets potentieel gevaarlijks doen: een verwarde man gooit iets naar de Gouden Koets, een verwarde man loopt amok te maken op schiphol, een verward persoon loopt in Alphen aan den Rijn met een paar pistolen.
Nooit hoor je over een verwarde man die op een kinderboerderij heel lief de jonge geitjes melk uit een flesje aan het voeren was.

Hoe vaker ik zoiets lees, hoe harder ik me realiseer dat volgens mij alle mannen altijd verward zijn. Dat is wat ons man maakt: de totale verwarring over het leven zelf! Het is het über-pleonasme!
Terwijl ik dit schrijf, moet ik ineens terugdenken aan een paar jaar geleden toen mijn inmiddels ex-stiefdochtertje D. net naar de kleuterschool ging. Na een paar maanden wijsneuzerij kreeg ze een nieuwe juf wegens de een of andere omstandigheid. Tijdens het ontbijt en onderweg naar haar school herhaalde ik de opmerking die zij (ik moest al lachen bij het idee alleen) haar nieuwe juf moest mededelen: Juf, je mag nóóit een pleonasme met een tautologie verwarren hoor!!

Zelden heb ik een vrouw verwarder zien kijken als toen. Ik gaf D. ongemerkt een knipoog, keek de juf aan met een blik die zei 'ik heb geen idee waar ze zulke shit vandaan haalt'.
Totale verwarring. I love it.

maandag, september 19, 2011

In too deep

Lights go down it's dark
The jungle is your head
Can't rule your heart
A feeling so much
Stronger than a thought
Your eyes are wide and though
Your soul it can't be bought
Your mind can wander

Hello hello
I'm at a place called Vertigo
It's everything I wish I didn't know
Except you give me something
I can feel, feel



Weet je wat een heel bijzonder bouwwerk is?

De Twijfeltoren.

Aan de top van de Twijfeltoren hangen lange touwen van wel driehonderd meter lang, helemaal tot op de grond. Het vreemde aan de Twijfeltoren is niet zijn hoogte, niet het feit dat hij lijkt op dat bouwwerk in Parijs, nee: het bizarre aan de Twijfeltoren is dat je op de top begint! In plaats van onderaan de trap naar boven te kijken om te zien hoeveel treden je nog moet beklimmen, is het bij de Twijfeltoren een kunst om met beide voeten op de grond terecht te komen!

Eén van de snelste manieren om vanaf de top naar de vaste grond te raken, is door je vast te klampen aan een van de lange touwen. Wees niet bang, ze zijn stevig genoeg om heel veel mensen tegelijk te kunnen dragen, strek je armen maar naar het touw, grijp het touw vast en voel houvast. Als je houvast hebt, is het eigenlijk simpel: hak de knoop door.

Hak de knoop door en je valt vanzelf naar beneden. Het grappige is dat je altijd op je pootjes terechtkomt. Ik zal je vangnet zijn. Alles komt goed. De Twijfeltoren is mooi om te zien, boven aan de top is het veilig en vertrouwd, maar beneden is het uitzicht echt veel en veel mooier. Bovendien kun je op de grond heel veel verschillende richtingen uit: je kunt naar links, je kunt naar rechts, je kunt verdwalen (ik wijs je de weg met liefde) en als je echt geluk hebt raak je het Noorden kwijt. Oost West, thuis best.

Toe, wees niet bang en spring in het diepe.
Spring in het diepe en verdrink, godverdomme.

maandag, augustus 15, 2011

Met het oog op de toekomst

Ik zit in een periode vol flashbacks, fast-forwards, dagdromen en nachtmerries.
Het is niet de eerste keer en het zal ook vast niet de laatste keer zijn.
Nou weten de meeste mensen die mij kennen ondertussen wel dat onder dat milimeterdunne laagje van hardheid en gespeelde nuchterheid een wirwar van ongeorganiseerde troep schuilgaat, een soort gemarmerde toverbal van spiritualiteit, onzekerheid, angsten, twijfel en woede.


Voorbeeld.
Ik heb sinds gisteravond oogontsteking. Aan mijn rechteroog.
In mijn veertigjarige leven heb ik twee keer eerder oogontsteking gehad, beide keren aan mijn rechteroog.
Beide keren werd kort na die ontsteking mijn hart gebroken, of brak ik het zelf, dat hang er vanaf aan wie je het vraagt.
Ook heb ik weer dezelfde dromen die me eens in de zoveel jaar op de hielen zitten: die ene droom waarbij ik kan vliegen, of beter: door de lucht lopen. Alles lijkt super, het is allerminst een nachtmerrie, tot het moment dat ik op de grond (stel je voor dat ik zo hoog in de lucht loop als... als.... als een wolkenkrabber of een hele hoge kerktoren, dat niveau zeg maar) zie waar ik wezen moet. Meestal is dat mijn huis, ook al ziet dat huis er in je droom altijd anders uit dan in het echt.

Ik zie mijn huis in de verte, en ik probeer vaart te minderen en te dalen, zodat ik goed uitkom daar waar ik wezen moet. Alleen ik ga te snel en ik zit te hoog. Ik vlieg mijn huis voorbij en ik moet omkeren. Wat ik ook doe, ik weet het nooit goed uit te kienen, en ik word badend in het zweet wakker. Meestal is het dan een uur of vijf in de ochtend.

Een andere droom die ik weer voor mijn kiezen krijg, is die droom waar ik weer terug op de middelbare school zit omdat ik mijn diploma ineens toch niet meer heb. Die droom doet pijn in elke vezel van mijn ziel. Het is niet zo leuk als vroeger, ik ben niet populair zoals ik dat was en de school is altijd leeg en donker en verlaten. Ik voel me ellendig in die droom, en dat gevoel is er nog steeds als ik al lang weer wakker ben en de dag is begonnen.

Dan zijn er nog mijn dagdromen, die jullie geen moer aangaan.
Ja, ik heb godverdomme dagdromen alsof ik een puber ben, ik ben er niet trots op.
Ik heb dagdromen, ik vlieg te hoog, ik vlieg te hard en ik moet terug naar school omdat ik het verkeerd doe. Ik snap het.

Ik snap het en ik voel dat het de verkeerde kant op gaat en ik weet niet zo goed wat ik moet doen.
Alles gaat lekker; ik heb een nieuwe baan, een nieuwe auto, de wind lijkt me eindelijk een duw onder mijn lamme vleugels te geven, en ik voel me de laatste dagen niet zo vrolijk als ik misschien zou moeten, en dat voelt niet goed.....

Wellicht stel ik me aan en is het slechts een klein stukje vals plat, Plet, waar ik tegenop moet fietsen. Misschien is het uitzicht bovenop de berg wel fantastisch en schijnt de zon daar volop en besluit ik voor altijd dáár te blijven waar ik mijn geluk heb gevonden: bovenop de berg, tussen het groen, in de zon.
Misschien haak ik halverwege af, omdat ik een slappeling ben en ik de top nou eenmaal binnen bereik wil hebben, omdat ik wil zien waar ik naartoe fiets, en ik niet het risico wil lopen me een hartverzakking te fietsen voor een top die je nooit kan halen.
Misschien flikker ik onderweg wel in een ravijn, vlieg ik uit de bocht in mijn haast en breek ik al mijn botten en en passant mijn hart wel op een rotsblok.

Misschien ben ik een slappeling en had ik nooit aan deze tocht moeten beginnen... het leek me gewoon een leuk tochtje, ik zag die berg in de verte en wilde zien hoe het aan de andere kant was.

Misschien had ik thuis moeten blijven en nooit moeten gaan vliegen.

maandag, juli 18, 2011

Slippery People

These are strange days, we're living in today.

Vier jaar geleden begon ik een stukje met precies deze zelfde zin, gezongen door Robbie Williams. Diezelfde Robbie Williams vond ik trouwens lange tijd maar een eikel, maar dat kwam voornamelijk doordat mijn toenmalige vriendin fan van hem was. Als gevolg van een een laf soort afstotingsmechanisme wat zich kennelijk meester van mijn onderbewustzijn had gemaakt, vond ik alles wat zij leuk vond in een reflex vanzelf niet leuk. Achteraf denk ik dat dat kwam doordat ik te schijterig was om in te zien dat onze relatie al jaren een terminale kankerpatiënt was, waar geen bestraling tegenop gewassen zou zijn. Me hier al te bewust van worden, zou betekenen dat er consequenties aan verbonden moesten worden: ga weg bij dat wijf. Leef je leven en word gelukkig zonder haar. Dat zou alleen in strijd zijn met mijn toen heersende overtuiging dat ik te allen tijde een steun en toeverlaat aan mijn zijde nodig had om niet krankzinnig te worden. Een catch 22 waar je zonder goddelijke inmenging moeilijk uit kunt breken, tenzij een diepere kracht in de krochten van je onderbewuste ziel zich roert en ervoor zorgt dat je de ander langzaam maar zeker zo tergt en uitknijpt, dat vluchten de enig resterende optie is.

Het mooie is dan meteen dat je de schuld gevoeglijk bij de ander kunt leggen (dat kutwijf heeft me verlaten!), wat het allemaal een stuk draaglijker maakt qua zelfreflectie. Hoe dan ook, ik had weinig met Robbie Williams totdat het lot Robbie en mij samenbracht. We stonden oog in oog met elkaar in Amsterdam Zuidoost, hij vroeg hoe het met me ging en ik antwoordde 'prima, hoe gaat het met jou?', maar ik kon niet goed verstaan wat hij vervolgens zei, vanwege het gekrijs van veertigduizend hysterische wijven. Ik keek om me heen en ik zag dat ik niet alleen was in dit stadion. Ik besloot nog even te blijven en meneer Robbie blew me away zoals ze dat zeggen. Ik was bijkans bekeerd tot het Robbiedom en besloot niet veel later, toen mijn inwendige klootzak de strijd met het mokkel had gewonnen (ze ging er vandoor met een kerel van veertien jaar ouder, nota bene een klootzak die ik twaalf jaar eerder aan haar had voorgesteld, het noodlot haat me nou eenmaal) om de zin Screw you I didn't like your taste anyway voor altijd een eeuwig hard mee te zingen.

Strange days dus. Toen, vier jaar geleden en nu weer. Ik ben er de persoon niet naar om te pas en te onpas de sentimentele klootzak uit te gaan hangen, maar dat ik met grote regelmaat de blues in mijn botten heb zitten, dat mag onder de hand wel bekend zijn. Mensen om me heen denken meestal dat ik een grapje maak als ik ze eerlijk beken dat ik vol angsten en onzekerheden zit en een aangeboren aanleg voor depressies heb. Ha ha, heb je hem weer, zie je ze denken. Die Arrrr, altijd in voor een geintje. Onzeker, hoor hem nou weer... of je Moeder Theresa in een dronken bui hoort zeggen dat ze met drie vingers tegelijk masturbeert. Of nee, die vergelijking klopt niet. Ach, het is duidelijk wat ik bedoel en zo niet dan weet ik het ook niet.

Toen ik daarstraks achter het klavier van de knoppen van mijn toetsenbord ging zitten, geloof ik dat ik in mijn achterhoofd een soort van idee had, een onderwerp wat zich tussen de regels zou gaan manifesteren, om aldus als uitlaatklep voor mijn diepste emoties te fungeren. Iets met een mevrouw met een hond, maar zoals zo vaak loopt het anders dan de bedoeling en voor je het weet zit je te raaskallen over Robbie Williams en Moeder Theresa en heb je de rode draad al uit je poten laten vallen voordat je hem goed en wel vast had. Het beste is dan om heel die shit gewoon weg te stoppen achter je maag, daar waar alle andere pijn zit en te doen of de zon schijnt en snel over iets totaal anders te praten.

Zo zat ik vorige week met een goede vriendin op een terrasje achter een glas Grolsch, terwijl zij doorratelde over haar relationele en emotionele issues. Mijn god, dacht ik, terwijl ik naar de dikke kont van een langslopende negerin keek, het kan godverdomme altijd nog neurotischer. Ik knikte af en toe zoals iemand knikt die aandachtig luistert, maar mijn gedachten waren elders. Ze is niet helemaal Nederlands, wat ik haar vergeef omwille van onze vriendschap die dit jaar haar tweeëntwintigjarige jubileum viert. Als gevolg van haar duo-culturaliteit (als dat nog geen bestaand woord is, dan wordt het godverdomme tijd.) klapte ze er af en toe onbegrijpelijke spreekwoorden en gezegdes uit, zoals hij ging met zijn ziel onder zijn schoenen naar buiten of ik ben alleen zo bang dat ik mijn eigen kaarten aan het verbranden ben. Geen idee wat ze bedoelde, en ik had ook geen zin om er naar te vragen. Ik vond het wel grappig, die ter plekke bedachte spreekwoorden.

Een paar dagen later -niet geheel toevallig op de tiende sterfdag van Herman Brood- sprak ik de ex van de eerste alinea. Koetjes en kalfjes passeerden de halfjaarlijkse revue, en ze begon op een bepaald moment te vertellen over haar pijnlijke teen. Ze was met haar lamlul kwaad weggelopen uit een restaurant, omdat de bediening niet goed was of zoiets banaals. Typerend voor haar, werd haar hooghartige show ter plekke gedevalueerd tot een slapstick, omdat ze met haar te hoge hakken aan haar lompe poten van een richel afdonderde en zich ternauwernood aan het tafelkleed van een dinerend echtpaar wist vast te klampen.
Als gevolg van die actie had ze een duim of vinger (ik luisterde niet echt naar haar gewauwel) uit de kom getrokken of zoiets, ik weet het niet meer precies. Het was een of ander lichaamsdeel wat zeer deed door de actie die alleen een kalf zoals zij kon uitvoeren in ieder geval.

De dag na ons gesprek, vertelde ze, had ze een controle-afspraak bij de dokter, die naar haar duim (of vinger) zou kijken, om te beoordelen of de boel goed hersteld was. Alleen, zo verklapte ze mij, had ze inmiddels meer last van haar voet dan van die hele vinger (of duim), omdat ze een paar dagen eerder naast haar slipper was gaan staan. Ik onderbrak haar gemekker. Naast je slipper gestaan? Ik ken die uitdrukking niet, mens. Wat bedoel je met naast mijn slipper gaan staan? Ze schoot in de lach. Niemand, dacht ik, niemand is zoals ik. Niet veel later hingen we op, weer op de hoogte van elkaars situatie: zij irritant gelukkig met een rijke klootzak, ik nog steeds zoekend als een hond naar een sok in een vreemd huis.

Vrienden, wat er ook gebeurt, beloof me plechtig dat jullie nooit, maar dan ook nooit naast je slipper gaat staan.

Amen.

zondag, juli 10, 2011

Het Spaanse Graan heeft de orkaan doorstaan

Dat mens he, die verdwaald was in Spanje en die ze na drie weken hebben teruggevonden...ik snap het niet.
Het is godverdomme niet alsof dat wijf spoorloos is geraakt in de Kalahari-woestijn of ergens halverwege de noordkant van de Eiger.

Ik bedoel: hoe erg kan je in vredesnaam verdwalen na een wandelingetje over een voetpad aan de Spaanse Costa's?
Ik heb beelden gezien van de omgeving en echt.... wat de fuck was er mis met dat mokkel? Goed, ik kan me nog voorstellen dat je na acht uur lopen, waarvan de helft verkeerd, je op een goed moment geen idee meer hebt waar je bent, waar je vandaan komt en waar je naartoe moet. Zover kan ik nog meegaan in dit ondiepe drama.
Ook ik heb wel eens na een paar uur op de fiets gezeten en me afgevraagd of ik nou al op de terugweg was, of dat ik mezelf alleen maar verder aan het verwijderen was van het startpunt. Kan de beste overkomen. Of nee; niet de beste natuurlijk, maar wel heel veel normale mensen in ieder geval.

Goed. Acht uur gelopen in een Europees land, in de meest toeristische streek die je kan aanwijzen op de kaart van het Iberisch Schiereiland. Even klote, even lastig, maar volgens mij niet meteen iets om in paniek van te raken. Veel lastiger dan een dag in een willekeurige richting wandelen om de bewoonde wereld weer te bereiken kan het nooit zijn. Echt niet.

Maar wat doet dat teringmokkel? Die gaat godverdomme haar kamp opslaan, bij de pakken neerzitten en zich daar settelen alsof ze de Nieuwe Wereld heeft ontdekt.
Volgens mij las ik ergens dat ze een bed had gemaakt van gras, een matras van kippeveren, een voordeur van drijfhout en een atoomkelder van kiezelstenen. Ze was net begonnen aan een bioscoop, waarna ze aan het project 'supermarkt' zou beginnen.

Het doet me allemaal denken aan die jood die op een onbewoond eiland aanspoelt nadat zijn schip is gekapseisd. Na zes jaar wordt hij teruggevonden en een ploeg van CNN komt zijn schuilplaats filmen. In de loop van de jaren, en uit pure bezigheidstherapie om niet gek te worden, had de jood een half dorp gebouwd. Hier, zij hij trots, hier is het dorpsplein, hier kun je het schoolgebouw zien, hier de synagoge, als je even doorloopt zie je hier de bioscoop, en hier de andere synagoge. Hier kun je.. hela, zei de reporter, twéé synagogen? Wat moet je in vredesnaam met twéé synagogen als je in je eentje op een eiland woont? Is die ene soms niet genoeg? Jawel, antwoordde de jood, maar die oude synagoge, daar zet ik geen voet meer over de drempel!

Ik denk dat je zelf een druppel joods bloed moet hebben om hem leuk te vinden, maar dit Nederlandse mokkel in de Spaanse bergen deed me heel erg aan de kritische jood denken. Acht uurtjes verdwalen en vervolgens godverdomme drie weken (DRIE WEKEN!!!) gaan zitten wachten op hulp. Hoe lui kan je zijn? Denkt die hoer dan niet na een paar dagen 'dit wordt niks... ik trek mijn schoenen aan en ik ga op pad' of zoiets?
Op welk moment zou de teef alsnog besloten hebben om zelfredzaam te gaan handelen?

Ik zweer je dat het deze kut was die eens in paniek 112 belde omdat ze al een uur vast zat op de roltrap. Die vol trots rondbazuint dat ze eens een hele avond heeft moeten overleven in een restaurant, met niets anders te eten dan wat er op de menukaart stond. Waarschijnlijk kon ze vanaf haar schuilplaats gewoon haar hotel aan de overkant van de straat zien staan. Gedurende drie weken ging ze gewoon elke ochtend even naar de bakker om de hoek, en trok zich weer terug op haar bed van gras.

Iedere dag worden we geconfronteerd met nieuwsfeiten, met oorlog, geweld, politieke onzin, natuurrampen en noem het godverdomme allemaal maar op. Bij vrijwel alles haal ik mijn schouders op, murwgeluld als we van mijn generatie zijn. Zonder probleem vreet ik mijn tweede portie lasagna op, terwijl ik naar een negerkindje met een bol buikje en een smoel vol vliegjes zit te kijken bij de freakshow van Socutera. Voor het slapengaan nog even een brandende kindercrèche in Bagdad bekijken, om 's ochtends half Azië weggespoeld zien worden door een grote golf. Het zal allemaal wel.

Het is het soort kalveren als die Limburgse teef die me van mijn stuk brengen..... ik loop al een week met een vraagteken boven mijn hoofd, ik snap het echt niet.

Echt niet.