Totaal aantal pageviews

dinsdag, maart 14, 2006

Ho, pas op, kijk uit!




Is het leven kut?
Ik denk, nog steeds, dat dat reuze meevalt.
Iemand die een misse daad pleegt, zeg een keer iets steelt of heelt, is niet gelijk een misdadiger. Als het in Portugal een keer goed onweert gedurende een week, is het klimaat in Portugal niet gelijk om van over te geven.
Voel je je een keer een tijd goed klote, dan is ook het leven niet meteen helemaal klote. Hoe kut je je ook soms voelt, altijd is er het besef dat het beter zal gaan, en dat er ooit, vroeger of later, een moment is dat je bij jezelf denkt: "Jezus, weet je nog, toen? Wat was dat klote he. Thank fuck dat dat nu anders is."

Maakt dat alles het gelijk maar draaglijk dan?
Nee, ook dat denk ik niet. Stel, zelfde vergelijking als een blog geleden, je breekt je been tijdens het voetballen. Tuurlijk weet je donders goed dat je been weer zal genezen en dat je -als alles meezit- ook gewoon weer net zo goed (of beter want je hebt misschien iets geleerd) kunt voetballen. Maar daar denk je echt niet aan, als je liggend op een brancard van het veld word gedragen en elke stap die de verzorgers zetten door merg en been gaat. Je hebt dan gewoon pijn, het is kut en alles is onzeker. Dat je ooit weer zal lopen en rennen en voetballen.....zal allemaal best, maar nu is het gewoon kut en doet het pijn. Relativeren komt straks wel.

Het is in die fase dat ik nu verkeer, denk ik. Zo ergens achter in de ambulance, onderweg naar het ziekenhuis. Niet om mijn been te laten zetten, maar om mijn hart in denkbeeldig gips te laten gieten. De diagnose moet nog gesteld worden, evenals een revalidatieplan; wat precies de schade is zal me nog duidelijk moeten worden. Ik lig nu achterin, de sirenes loeien en door de halfmatte zijruit zie ik in de weerspiegeling op de natte straten het blauwe zwaailicht reflecteren. Ik zie mezelf. Ik zoef met honderdentwintig kilometer per uur aan mezelf voorbij, gillende sirenes en iedereen gaat braaf opzij voor me, want ze zien: het gaat niet helemaal lekker met die gozer. Blij dat ik het niet ben. Wat zou-die hebben, denk je? Kweetniet, maar het ziet er niet fris uit. Elke hobbel op de weg, elke kruising en elke rem-actie van de chauffeur voel ik in mijn botten.

Schiet op, verdomme, rijd nou toch eens door. Daar, op de eerste hulp, midden in deze godvergeten natte, donkere nacht, wacht ze op me. Ze staat te wachten in haar smetteloos witte verpleegstersuniform. Ze weet dat ik eraankom; ze hoort de sirenes in de verte dichterbij komen, met als je goed luistert wat gevloek en gekerm van mij erdoorheen. Ze staat klaar voor me, met haar gips en haar verband naast zich. Haar zwarte haar is opgestoken en haar lippen zijn felrood, haar ogen donkerbruin en ze draagt hoerige naaldhakken. Ze wacht op mij en alleen op mij en op niemand anders en als ze me ziet, dan omhelst ze me en ze zal me liefhebben zoals ze nog nooit iemand heeft liefgehad en alles zal goed zijn en de pijn zal verdwijnen en ik zal zweven en vliegen en ik zal voor altijd bij haar blijven en ik zal huilen in haar armen en ze zal me troosten. Ze zal zeggen "Lieve Arjen, ik hou van je en jij hoort bij mij zoals ik bij jou hoor en alles wat is geweest is geweest, maar nu is het leven voor jou en voor mij" en ze zal, terwijl ze dit zegt, en ik in haar armen lig te huilen, een enkele traan wegpinken.

Geen opmerkingen: